Het bedrag van de Pro Life Zorgcheque zal goed besteed worden – daar zijn Theo Boer (Lindeboom Instituut), Esmé Wiegman (Nederlandse Patiëntenvereniging, NPV) en Kees van Helden (Schreeuw om Leven, Er is hulp) het snel over eens. En nog mooier: ze gunnen elkaar het geld.
Aan het einde van het interview werden er visitekaartjes uitgewisseld tussen Theo Boer en Kees van Helden. Ze kenden elkaar nog niet, maar vonden dat ze nodig moeten gaan samenwerken. Esmé Wiegman werkt al geruime tijd samen met beide heren. De Pro Life Zorgcheque blijkt organisaties te verbinden.
“Abortus is nog steeds een taboe”
– Kees van Helden
Wat gaat u met het geld doen?
Kees van Helden: “Wij gaan het gebruiken voor vrouwen die abortus overwegen. De helft van de vrouwen kiest voor abortus om financiële redenen. We willen vrouwen via ons sponsorplan een jaar lang materiële ondersteuning aanbieden met behulp van een buddy, zodat ze met hulp een goede keuze voor hun kindje kunnen maken. De vrouw zelf krijgt geen geld. Als we de helft van de vrouwen zo kunnen helpen, zijn er vijftienduizend abortussen per jaar minder.”
Theo Boer: “Wij hebben een contactgroep van 25 jonge ethici, deels artsen. Zij moeten in staat zijn om in de toekomst in het publieke debat te argumenteren over ethische thema’s, op zo’n manier dat niet-gelovige mensen het ook begrijpen. Met rationele argumenten dus, maar geïnspireerd door het christendom. Wij willen het geld besteden aan het organiseren van cursussen.”
Esmé Wiegman: “De NPV wil het geld investeren in onze telefonische advieslijn. Mensen die vragen hebben over bijvoorbeeld de twintigwekenecho, orgaandonatie of levenseinde kunnen bij ons advies vragen. Het geld wordt gestopt in het voortbestaan van deze hulplijn.”
Waarin kunnen de organisaties elkaar verder versterken?
Kees: “Met de NPV werken we goed samen. We verzamelen verhalen van vrouwen die willen aborteren naar aanleiding van een advies bij de twintigwekenecho. Regelmatig blijken adviezen niet juist te zijn. Met al die verhalen willen we straks samen wat gaan doen.”
Theo: “Hebben jullie goed statistisch onderzoek gedaan? Veel mensen zijn gevoelig voor cijfers en percentages, en terecht. Voordat we zaken naar buiten brengen, moeten we ons realiseren dat de goede zaak het best is geholpen wanneer we de bewijslast op orde hebben. Christenen hebben weleens de neiging om de data nóg wat aan te dikken, maar als de tegenpartij daarachter komt …”
Esmé: “De NPV legt het accent op beleidsbeïnvloeding, advies en toerusting.”
Theo: “Lindeboom legt het accent op onderzoeken. En daarmee op informeren en toerusten.”
Kees lacht: “Jij bent de spil, Theo.” En dan serieus: “We moeten echt een keer praten over hoe Schreeuw om Leven jullie wetenschappelijk onderzoek kan sponsoren.”
Geen hersenen
Esmé vertelt over de waarde van kinderen met een handicap. Als bij een twintigwekenecho een handicap wordt geconstateerd, staat de weg tot abortus open.
Esmé: “Ouders vertellen ons dat ze het leven ontvangen als een geschenk. Ondanks alle zorgen om hun gehandicapte kind, genieten ze ook van hun kind. Een echo zegt ook niet alles. We wijzen hen er graag op dat er ook een andere keuze mogelijk is.”
Kees: “We moeten daarmee aan de slag. Ik hoop dat we elkaar meer gaan vinden, als organisaties. Dit is de tijd dat we elkaar nodig hebben. Ik zou graag intensiever met jou willen samenwerken, Theo. Juist als het gaat om onderzoek en het boven water krijgen van cijfers.”
Theo: “En ik zou veel kunnen hebben aan de levensverhalen die Schreeuw om Leven kent. Ik zie wel een wetenschappelijke publicatie voor me waar ook praktijkverhalen in staan.”
Esmé: “Ik hoop dat Lindeboom een stuk groter wordt dan het nu is. Theo doet nu heel veel werk in een paar uur per week, maar er zijn zo veel thema’s die doordacht moeten worden. Wij zijn een patiëntenorganisatie. De verhalen die wij horen, vormen een mooie aanvulling op de wetenschappelijke analyses van Theo.”
“Er hadden in Nederland duizenden downers kunnen zijn. Je ziet ze nauwelijks op straat”
– Theo Boer
Waarin verschillen de organisaties?
Kees: “Schreeuw om Leven heeft de laatste jaren het accent gelegd op het informeren van mensen. Anderen demonstreren bij abortusklinieken met spandoekteksten als ‘abortus is moord’. Dat heeft geen enkele zin. Bovendien: ook als er geen levensverwachting voor het kindje is na de geboorte, kan het waardevol zijn om de zwangerschap uit te dragen. Wij spreken regelmatig mensen die dertig jaar na de abortus nog een enorm schuldgevoel hebben. Ze vragen zich af: wat heb ik gedaan?! Ze ervaren enorm veel pijn. We zien veel vrouwen die zwanger raken en hun kindje moeten aborteren van hun familie. Het is aangrijpend als je ziet hoeveel druk daarachter zit. Er is vaak helemaal geen sprake van een eigen keuze.”
Esmé: “Soms denk ik: keuzevrijheid? Veel vrouwen staan gewoon onder druk.”
Kees: “Je mag alles zeggen in Nederland, maar abortus is nog steeds een taboe. Veel mensen durven niet met dat verhaal naar buiten te komen. Dat is heel pijnlijk.”
Theo: “Kennelijk is er iets met abortus waardoor het problematisch blijft. Iedereen – christen of seculier– heeft door dat er poep aan de knikker is. Er rust een taboe op.”
Esmé: “Bij de Week van het Leven, die we met het Platform Zorg voor Leven organiseerden, kregen we eerst heel felle reacties. Mensen vonden het schandalig. Tegelijkertijd: in het televisieprogramma Jacobine op zondag vertelde iemand dat ze spijt had van een abortus. Er ging een golf van ontzetting door de studio dat ze bij twintig weken, onder druk van haar vriend, toch nog een abortus deed.”
Theo: “En dan te bedenken dat veel mannen die hun vriendin onder druk zetten voor een abortus, later de relatie verbreken. Ik sprak pas een man die zei: ‘Ik heb vier abortussen gehad, bij vier verschillende ex-vriendinnen.’ Niet alleen op abortus, ook op euthanasie rust bij seculieren, en vooral bij liberalen, een taboe. Er is een taboe op het bespreekbaar maken van de nadelen ervan. Daar mag je het niet over hebben! Het Lindeboom Instituut wil de moeilijkste vragen stellen. Wij laten ons door geen enkel taboe afschrikken.”
Esmé: “Abortus en euthanasie worden geframed als ‘zelfbeschikking’. Veel mensen die ervaring met abortus hebben, blijven met de rauwe rafelranden zitten. Maar ze durven daar niet over te praten, want ze denken: ik heb er toch zelf voor gekozen?”
Hebben christenen voldoende aandacht voor medisch-ethische thema’s?
Theo: “Veel christenen vinden de pro-life-strijd een gelopen race. Ze gooien de handdoek in de ring, maar geen van onze organisaties heeft er belang bij dat de ander het loodje legt.”
Esmé: “Christenen denken inderdaad dat de strijd is gestreden en dat we er niets meer aan kunnen doen, maar je slaapt als je zegt: ‘Zolang ik als christen maar nergens toe gedwongen word, vind ik het allemaal prima.’ Er valt genoeg te doen.”
Theo: “Er hadden in Nederland duizenden downers kunnen zijn. Je ziet ze nauwelijks op straat.”
Kees: “Theo, welke rol speelt het feit dat de samenleving steeds meer gebroken of samengestelde gezinnen heeft? Want als je meerdere opa’s en oma’s hebt – ook via je stiefouders – is het lang niet altijd duidelijk wie zich verantwoordelijk moet voelen voor hen.”
Theo: “In de jaren dat ik in de euthanasiecommissie zat [die achteraf moest beoordelen of een euthanasie heeft plaatsgevonden in overeenstemming met de wet, SW] zag ik diverse keren dat exen alsnog langdurig mantelzorger werden. Geweldig! Maar met kleinere gezinnen en tweeverdieners is de zorg voor hun ouders anders geworden. Je moeder in huis nemen doe je niet meer. Laat staan dat je voor je grootouders gaat zorgen. De eenzaamheid onder ouderen is inderdaad een gevolg van versnipperde gezinnen.”
Esmé: “Dat herken ik in de vragen die we krijgen bij de advieslijn. Het is heel belangrijk om vroegtijdig na te denken over je levenseinde. Het roept veel vragen op: weten kinderen hoe hun ouders denken over levenseinde? Wie vertegenwoordigt mij als ik wilsonbekwaam word, bijvoorbeeld door een hersenbloeding? Vaak is daar nooit over nagedacht.”